A

Adjuvante behandeling: aanvullende/ondersteunende behandeling (aanvulling op de curatieve/genezende behandeling, zoals operatieve verwijdering van de tumor)

(Agressieve) kankercellen: In tegenstelling tot normale cellen stoppen kankercellen niet met groeien. Zo blijven de cellen zich verdubbelen en vormen een klont (tumor) die in grootte groeit. Kankercellen kunnen uiteindelijk ook het omliggende weefsel in groeien en zich verspreiden naar andere delen in het lichaam

Antigeen: (receptor) eiwit op het celoppervlak van een virus, bacterie of tumor waardoor deze door het lichaam als ‘indringer’ wordt herkend en waartegen antilichamen worden gemaakt om deze indringer te vernietigen

Antilichaam: deel van het afweersysteem van het lichaam. Bindt zich aan antigenen van virus of tumor om deze onschadelijk te maken. Antilichaam therapie is gebaseerd op dit mechanisme

Antilichaamtherapie: een geneesmiddel dat gebruikt wordt voor bijvoorbeeld

de behandeling van HER2- positieve borsttumoren

Anti-HER2-therapie: zie HER2

Anti-hormonale behandeling: Zie “hormoonbehandeling”

Aromataseremmer: een geneesmiddel dat gebruikt wordt bij de

behandeling van hormoon-positieve borsttumoren, dit medicijn remt de hormoonproductie

Axillaire lymfeklieren: lymfeklieren onder de oksels

B

Benigne: goedaardig

Biopsie: hierbij wordt met een naald een stukje weefsel weggenomen om dit vervolgens te laten onderzoeken in het laboratorium

Biopt: weefselmonster/stukje weefsel

Borstsparende of niet-sparende operatie: Operatie waarbij de borsttumor verwijderd wordt. Bij een borstsparende operatie wordt een deel van de borst behouden (‘lumpectomie’). Bij een niet-sparende operatie wordt de hele borst verwijderd (‘mastectomie’)

D

Ductaal Carcinoma In Situ (DCIS): te beschouwen als een voorstadium van borstkanker, ontstaan in de melkgang, die echter in lang niet alle gevallen zal uitgroeien tot borstkanker

E

ER-negatieve tumor: kankercellen die geen eiwit hebben waarop het hormoon oestrogeen zal binden. Kankercellen die oestrogeenreceptor negatief zijn, hebben geen oestrogeen nodig om te groeien en stoppen gewoonlijk dus niet met groeien wanneer ze worden behandeld met een antioestrogeen hormonen

ER-positieve tumor: een tumor met oestrogeenreceptoren. Deze tumor maakt gebruik van oestrogeen om te groeien. Hormoonbehandeling maakt gebruik van deze receptoren en is dan ook zinvol (zie ook hormoongevoeligheid)

G

(Differentiatie) Graad: de mate waarin de cellen van de tumor afwijken van de normale/gezonde cellen. Tumorcellen van tumoren die beter gedifferentieerd zijn, zijn minder kwaadaardig en groeien in het algemeen minder snel. De mate van differentiatie wordt ingedeeld in 3 graderingen, van graad I (laaggradig…etc.) oplopend tot graad III (hooggradig, slechtgedifferentieerde tumor met snel delende cellen)

Gen: een stukje DNA (ons erfelijk materiaal), dat codeert voor een kenmerk, zoals bijvoorbeeld voor het maken van nieuwe cellen en het controleren van de groei en reparatie van de cellen

Genexpressie: de activiteit van een gen

Genexpressietest: bepaalt de activiteit (expressie) van bepaalde genen in tumorweefsel. Met een genexpressie test kan gekeken worden of bepaalde genen meer of minder tot expressie komen in het onderzochte weefsel. Dit kan iets zeggen over bijvoorbeeld de agressiviteit van een tumor

Genoom: het gehele erfelijke materiaal, al ons DNA

Goedaardige tumor: een tumor die niet doordringt in andere weefsels, en niet kan uitzaaien

H

HER2- receptoren (antigenen): eiwit op de celwand betrokken bij de controle van de groei en reparatie van borstkankercellen, deze kunnen worden geblokkeerd door antilichamen.

HER2-negatief: een tumor met weinig HER2-receptoren

HER2-positief: een tumor met veel HER2-receptoren

Hormonen: boodschapperstoffen in het lichaam, oefenen effect uit op bepaalde cellen via receptoren. Bijvoorbeeld: oestrogeen en progesteron op de borstcellen

Hormoonreceptoren: hormonen kunnen binden aan hormoonreceptoren op de cel en zo een signaal aan de cel doorgeven om te delen en te groeien. Kunnen worden geblokkeerd door anti-hormonen

Hormoongevoeligheid: Het percentage “ER-positief” van de tumor. Hoe hoger het percentage, hoe beter de tumor zal reageren op hormonale therapie.

Hormoontherapie: geneesmiddelen die de hoeveelheid hormonen in het lichaam verlagen (aromataseremmer) of de hormoonreceptor blokkeren (anti-oestrogenen; vandaar de naam “anti-hormonale behandeling”)

I

IDC (lnvasief Ductaal Carcinoma): een tumor die in de melkgang begint en daarna is uitgegroeid in het omringende borstweefsel

IHC (Immunohistochemie) test: een laboratorium test waarbij kleuringen worden gedaan op tumorweefsel om receptoren aan te tonen, zoals bijvoorbeeld oestrogeen, progesteron en HER2

ILC (lnvasief Lobulair Carcinoma): een tumor die in de melkklier is begonnen en daarna het omringende normale borstweefsel is binnen gegroeid.

Immunotherapie: een behandelwijze die gebruik maakt van het eigen afweersysteem (immuunsysteem) om de tumorcellen te bestrijden. Een voorbeeld hiervan is antilichaamtherapie, welke specifiek gericht is tegen tumorcellen

Invasieve tumor: wil zeggen dat de tumor in andere weefsels kan doorgroeien.

Infiltrerend: zie invasief

K

Kwaadaardige cellen: cellen die afwijken van de normale lichaamscellen, die kunnen doorgroeien in andere weefsels en die de neiging hebben zich te snel en op vreemde plaatsen in het lichaam te vermenigvuldigen

Klinisch-pathologische factoren: kenmerken van de patiënte (zoals leeftijd) en de tumor (grootte, hormoonreceptoren, gradering etc.). Deze factoren zijn belangrijk om te bepalen welke behandeling zinvol is

L

LCIS (Lobulair Carcinoom In Situ): te beschouwen als een voorstadium van borstkanker, ontstaan in de melkklier, die echter in lang niet alle gevallen zal uitgroeien tot borstkanker

Lymfatische invasie: betekent dat er kankercellen in de lymfevaten zijn gevonden.

Lymfe: vloeistof in de lymfevaten, voert vocht af met eventuele afvalproducten

Lymfevaten: Lymfevaten vervoeren lymfe en gaan over in lymfebanen die uiteindelijk samenkomen in lymfeklieren

Lymfeklieren: Spelen een grote rol bij de afweer. Dit zijn zogenoemde filters in de lymfebanen, die kankercellen trachten weg te vangen voordat deze in andere delen terecht komen

M

Mammacarcinoom: Een carcinoom is een ander woord voor een kwaadaardige tumor. Wanneer er sprake is van borstkanker wordt er gesproken over een mammacarcinoom. Mamma is het Latijnse woord voor borst

Maligne: kwaadaardig

Metastasen: uitzaaiingen, ofwel de groei van kwaadaardige kankercellen op plaatsen buiten de borst

Mitose: celdeling: hoe meer celdelingen, hoe sneller/agressiever de tumor groeit

N

Neo-adjuvante behandeling: deze term wordt gebruikt als er een behandeling gestart wordt voordat de tumor operatief is verwijderd. Dit met de bedoeling om de tumor te verkleinen zodat deze makkelijker is weg te halen. Ook is bij een neo-adjuvante behandeling te zien of de tumor reageert (kleiner wordt)

Niet-invasieve tumortumor: een in opzet kwaadaardige afwijking die beperkt blijft tot de melkklier en of melkgangen, zoals bijvoorbeeld DCIS

O

Onregelmatige cellen: cellen die niet meer helemaal lijken op gezonde cellen in het lichaam

P

Palliatieve zorg: zorg gericht op verlichting van de pijn en /of verbetering van de levenskwaliteit, maar niet bedoeld ter genezing van de ziekte

Patholoog: een medisch specialist die vooral met een microscoop (tumor)weefsels beoordeelt om te kijken of ze normaal zijn of aangetast door een ziekte

Poortwachtersklier: Zie “Schildwachtklier”

Pr- negatief: tumor zonder progesteronreceptoren

Pr-positief: tumor met progesteronreceptoren

Prognose: de kans op terugkeer van de ziekte of genezing, uitspraak over mogelijke ziekteverloop

R

Recidief: terugkeer van de kanker

S

Schildwachtklier: lymfeklier in oksel die zorgt voor afvoer van lymfevocht uit het gebied waar tumor zich bevindt. Dit is de eerste klier waarin uitzaaiingen van de tumor terecht komen. Bij een schildwachtklier procedure wordt deze klier verwijderd om te bepalen of er kankercellen in deze klier zijn

Snijvlak: De patholoog kijkt na het verwijderen van de borstkanker hoe ver de tumorcellen van het snijvlak (van de chirurg) verwijderd zijn. Als er nog tumorcellen in het snijvlak aanwezig zijn (of er is “uitbreiding in het snijvlak”) is nog een operatie noodzakelijk

T

TNM Classificatie: indeling van de mate van voortschrijding van de borstkanker op basis van de tumorgrootte (T), aantal aangedane lymfeklieren (N) en aanwezigheid van uitzaaiingen (metastasen) elders in het lichaam (M)

Tumor markers: tumormarkers zijn stoffen, meestal eiwitten, die het lichaam maakt als reactie op kanker of die door de kanker zelf gemaakt worden. Deze markers kunnen gemeten worden in het bloed, urine, hersenvocht of weefselmateriaal. Tumormarkers worden altijd samen met andere bepalingen gebruikt

V

Vasculaire invasie: betekent dat er kankercellen in de bloedvaten van de tumor zijn gevonden